Ga naar de inhoud

De vondst van de maand februari

  • door

februari 2024

MUZIEK UIT DE BEERPUT: EEN 15 DE EEUWS FLUITJE UIT HET AFVAL VAN DE ‘DE SLANGE’

Marco Vermunt

In november en december 2001 vond in het kader van het Parade project een opgraving plaats naast het voormalige postkantoor aan de Zuivelstraat. Aanleiding was de invulling van de open ruimte tussen het postkantoor en de voormalige Waag met een winkelunit, waaraan momenteel gebouwd wordt. Stedenbouwkundig keren we daarmee terug naar de late middeleeuwen, toen er op deze plaats enkele middeleeuwse panden stonden. Bij het onderzoek wenden de resten gevonden van kelders, behorend bij de Waag en twee verdwenen huizen: de Grote en de Kleine Slange, die in het eerste kwart van de 16de eeuw door de heer van Bergen gekocht en vervolgens gesloopt werden om meer ruimte rondom de Waag te verkrijgen. Onder de keldervloer kwamen nog twee beerputten uit de 14de  en 16de  eeuw en een 13de eeuwse waterput tevoorschijn. De Grote Slange was helemaal onderkelderd en strekte zich uit tussen de Zuivelstraat en het Zuivelplein, voorheen Kerkhofstraat. De Kleine Slange had een klein achtererfje. Daar werd tijdens het bouwrijp maken in de zomer van 2002 een grote vierkante beerkuil gevonden. In deze bijdrage beperk ik me tot een bijzondere vondst uit de beerkuil: de rest van de sporen zal in een toekomstige publicatie aan bod komen. De beerkuil was een 3 bij 3 meter groot gegraven gat, gevuld met puin en zand op een onderlaag van vergane fecaliën, botresten en scherven. De bodem lag 1,70 meter onder het straatpeil. Dit soort kuilen wordt bij opgravingen meestal gevonden in de buurt van gemetselde putten. Ze werden gegraven tijdens het periodiek schoonmaken van beerputten om de onbruikbare onderlaag van de beer, vol hard afval, in kwijt te kunnen. De rest ging als mest met de boer mee op de kar. 

De inhoud van de kuil daterende uit de eerste helft van de 15de eeuw en bevatte 29 voorwerpen van Duits steengoed (19 kannen. I beker, 8 schaaltjes en 1 spinsteentje), 56 voorwerpen van roodbakkend aardewerk: 40 kookpotten. 11 koekenpannen, 8 kannen, 12 kommen en teilen, 2 voorraadpotten, I schotel, I vetvanger en 1 vuurstolp), 2 schotels van Spaanse majolica, 23 glazen drinkbekers en 35 voorwerpen van grijsbakkend aardewerk (31 pispotten en 4 kannen). Lang niet alles hiervan was compleet. Van veel voorwerpen waren maar enkele scherven over. Gelet op de grote aantallen, moet de inhoud van de beerput het resultaat zijn van jarenlang gebruik. Waarschijnlijk hebben de bewoners het schoonmaken van de put zo lang mogelijk uitgesteld.

 Tot ieders verrassing kwam er ook een compleet, gaaf fluitje uit de beer tevoorschijn. Het is gemaakt van roodbakkend aardewerk, in de vorm van een 7 centimeter hoog bol potje, dat op de draaischijf is vervaardigd. De hals is plat geknepen en naar achteren gevouwen. Op het potje is het gezicht van een mannetje geboetseerd. De oogjes, mond en neus zijn van witbakkende klei, de baard en de wenkbrauwen zijn bedekt met bruine ijzerhoudende glazuur Aan de ene zijkant is een blaastuitje aangebracht, aan de andere kant een vul opening. Het hele voorwerp is geglazuurd en zonder beschadigingen. Gevuld met water maakt het fluitje een prachtig kwetterend vogelgeluid.

Keramische fluitjes zijn niet zo heel zeldzaam en werden van de 12de tot de 19de eeuw in diverse landen gemaakt. De vroegste zijn afkomstig uit het Maasgebied rond Andenne (bij Luik in België), Mooie, maar incomplete fluiten in de vorm van een ruiter op een fantasiebeest kennen we van opgravingen uit Amsterdam en Den Haag en zijn 14de eeuws.  Uit de 15de eeuw zijn zowel fluiten in de vorm van een vogel als in de vorm van een mannenkop (vaak “narrenkop” genoemd) bekend1. De fluiten met vogelkop werden gemaakt in een gebied dat zich uitstrekt van Zuidwest Frankrijk tot centraal Duits land. In her verdronken land van Reimerswaal is een hele fraaie gevonden. De antropomorfe fluiten. in de vorm van een bebaarde mannenkop, zijn bekend uit Aken en Raeren en dateren uit de late 15de en 16de eeuw, Ze sluiten aan bij de traditie van de steengoed baardmankannen. In de Nederlanden (en Engeland) werden antropomorfe fluiten gemaakt van de gebruikelijke rood- en witbakkende klei. In de collectie van Van Beuningen in Rotterdam bevinden zich enkele van deze fluitjes, afkomstig van Oud Krabbendijke (het verdronken land), Sluis, Rotterdam en Lille in Frankrijk. Vooral de fluit uit Sluis, in slib-krastechniek, lijkt op de Bergse2. Verder zijn er uit diverse steden fragmenten van dit type fluitje bekend, ook uit Bergen op Zoom zelf, zoals uit een beerput van de Draak in de Lievevrouwestraat en uit een beerput achter het postkantoor. Het fluitje van de “Slange” is echter een van de weinige complete en tegelijk ook wel de fraaiste van al deze vergelijkbare exemplaren. De afwerking van de fluit, misschien kan men spreken van narrenfluit of duivelsfluit, heeft heel veel weg van het zwavelstokkenbakje dat in 1995 werd opgegraven in een beerput onder het pand “de Kleine Haan achter het voormalige postkantoor. Dat was slechts twee deuren verder. Beide voorwerpen dateren ook uit dezelfde periode, de eerste helft van de 15de eeuw en het is aannemelijk dat ze in Bergen op Zoom wenden gemaakt. Intrigerend is de vraag of hier dezelfde pottenbakker aan het werk was. Dit zou in principe kunnen worden vastgesteld als er voldoende vingerafdrukken in de klei zouden zitten, maar dat is hier helaas niet het geval De Bergse pottenhakkers waagden zich in de middeleeuwen nauwelijks aan dit soort plastische versie ringen. Her 15de eeuwse gebruiksaardewerk is slechts heel af en toe versierd met “appliques” zoals mensengezichten op handgrepen van kommen of dierfiguren op de knop van een deksel. De fluit en het zwavelbakje gelden dus als uitzonderlijk. Misschien werden ze als geschenk voor speciale gelegenheden gemaakt De functie van de fluitjes in het algemeen lijkt toch typisch die van speelgoed te zijn. Men kan zich afvragen waarom het onbeschadigd is weggeworpen. Maar wie heden ten dage een fluitje aan een klein kind geef, zal na enkele uren met schele hoofdpijn het antwoord hierop kunnen verzinnen. Zouden de ouders het hebben afgepakt en stiekem in de beerput hebben laten glijden? Hoe dan ook, het fluitje is nu in goede handen want archeologen zijn zelf eigenlijk ook kleine kinderen.

  1. Gl. Hurst ea. Pottery produced and traded in nord-west Europe 1350-1650 (Rotterdam Papers VI), Rotterdam 1986...  p. 142-143 & 235-237).

2     Thuis in de late middeleeuwen. Het Nederlands burgerinterieur  1400-1535 (tent. cat.  Provinciaal Overijssels Museum). Zwolle 1980, p 188-191

Dit artikel is eerder verschenen in De Waterschans nr. 1 2003

De vondst van de maand is te bekijken in de Archeohotspot, Wassenaarstraat 61 Bergen op Zoom, toegang gratis.

De Archeohotspot is geopend op woensdag en zaterdagmiddag 13:00-16:30 uur en op donderdagochtend 10:00-12:00 uur

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

x  Powerful Protection for WordPress, from Shield Security
This Site Is Protected By
Shield Security