OPGRAVINGEN ACHTER DE OUDE GASFABRIEK
(Marco Vermunt)
In augustus 2005 is de opgraving begonnen achter de voormalige gasfabriek, later de PNEM-kantoren, tussen de Zuidzijde Haven en de Van Konijnenburgweg. De eerste fase van de opgraving is nu voltooid en het is wachten op de verhuis van het ROC, voor we weer verder gaan. Deze bijdrage doet verslag van de eerste resultaten.Het onderzoek vindt plaats op een heel bijzondere plek in de stad, op een terrein met een bewogen geschiedenis. Wat is er hier in het verleden allemaal gebeurd?
De Middeleeuwen
De Zuidzijde Haven ligt buiten de oudste omwalling en was vanouds een plaats waar handelshuizen en ambachten gevestigd waren. De namen van de huizen en hun eigenaren zijn bekend uit archiefbronnen. Het onderzoek concentreert zich achter de panden Zuidzijde Haven 27 tot en met 35. Hier stonden de huizen “Tuin van Holland” (27), “Swaen”(29), “Drie Haringen”(31), “Arend”(33) en “Drie Coningen”(35). Het Kabelstraatje werd voorheen de Driekoningenstraat genoemd, naar het hoekpand nummer 35. Al deze huizen raakten met hun achtererf aan de stadswal en vest. Deze vest wordt al vroeg in de 15 de eeuw genoemd en dat is een beetje mysterieus, omdat het hele havenkwartier pas op het einde van die eeuw werd omwald. Waarschijnlijk was er van tevoren al een soort gracht die het zuiden van het havengebied begrensde. Direct ten zuiden ervan lag immers het Zuidland, en dat viel toen nog niet onder de jurisdictie van Bergen op Zoom.
In de 16de eeuw is er sprake van een straatje tussen de Swaen en de Drie Haringen. Dit was onderdeel van de Swaen en bebouwd met kleine huisjes of “kameren”. Later is het geheel “De poort van ’s Lands Welvaren” genoemd, naar ‘s Lands Welvaren”, voorheen de Swaene. Loodsen, die bereikbaar waren via deze poort.
Poort van ’s Lands Welvaren met op de achtergrond de ZZ Haven, ca. 1900
Majolicapottenbakkers
De Dubbelstraat en omgeving was sinds de 15 de eeuw het terrein van de Bergse pottenbakkers. Toch waren er ook potmakers actief aan de zuidzijde van de haven, maar dan geen “gewone”. In 1517 bekostigt het stadsbestuur een “nyeuwen pothoven, die gemaect es om geleyerssche potten daarinne te backenen”. Voor ruim 20 pond werden metselaars en timmerlieden betaald, die aan de oven en het ovenhuis werkten.
Geleybakkers maakten geen gewoon rood aardewerk, maar witbakkende keramiek, die beschilderd werd. De techniek was vanuit het oosten naar Zuid-Europa gekomen en werd algemeen toegepast in Spanje en Italië. We noemen dit aardewerk nu “majolica”, maar in onze archieven komt het steeds al “geleyersgoed” voor. Op het einde van de 15 de eeuw kwamen Italianen naar Antwerpen om daar majolica te gaan vervaardigen. In de loop van de 16de eeuw komen er ook majolicapottenbakkers in Nederland. De oudste vermelding is in Bergen op Zoom van 1517.
De pottenbakker die met steun van de stad zijn beroep mag uitoefenen, heet Lucas Raymonds. Misschien was hij ook van Italiaanse afkomst. Lucas woonde in de Steenbergsestraat, maar de kans is groot dat hij zijn bedrijf achter de Zuidzijde Haven had. In 1534 koopt zijn weduwe het pand “de Drie Haringen”. Aan de zuidzijde van het erf werkt dan een andere geleybakker, een zekere Rocsijne. En in een iets latere verkoopakte van het pand de Arend wordt ene “Peter de geleybakker” genoemd, die ook aan de zuidzijde zijn werkplaats had. Er worden in de archieven véér 1550 nog twee andere majolicabakkers genoemd, maar daarvan weten we niet waar ze werkten. Het heeft er alle schijn van, dat deze speciale pottenbakkerijen op een kluitje bij elkaar zaten aan de zuidzijde van de haven.
Het maken van majolica was een heel andere techniek dan die van gewoon rood aardewerk. De klei was witbakkend en van elders afkomstig. Vaak werd ze vermengd met de eigen rode klei. De potten werden gedraaid en in de oven gebakken tot een halfprodukt, dat “biscuit” genoemd werd. Daarna werden ze ondergedompeld in een bad van tinglazuur en gedroogd. Dan volgde een beschildering met overwegend blauwe, rode en gele tinten. Na een tweede droogbeurt werden de voorwerpen ondergedompeld in een loodglazuurbad. Daarna volgde het tweede bakproces in de oven. Het bakken was riskant, want vuil in de brandstof zou roet veroorzaken en dat gaf vlekken op het eindprodukt.
Een door oververhitting kapotspringend stuk zou veel andere voorwerpen ook kunnen beschadigen. Dit alles was de reden dat majolica duur was en uitsluitend werd gemaakt als sierprodukt, zoals kannetjes en schotels.
Latere eeuwen
In de late 16de eeuw is geen sprake meer van geleybakkers. Achter de “Tuin van Holland” werd een brouwerij opgericht, die lange tijd actief bleef. Dicht in de buurt zaten meer brouwerijen. Achter de “Drie Haringen”, op het pas aangelegde bastion aan de stadsvest, werd na 1600 een smoutmolen gebouwd. Daar werd lijnzaad vermalen tot lijnolie. Aan de vooravond van de industriële revolutie gaat het gebied aan de haven een belangrijke rol spelen. In 1858 werd vergunning verleend aan de firma Asselbergs om een gasfabriek op te richten aan de Zuidzijde Haven.
Een concessie werd verleend voor de duur van 20 jaar. In 1877 ging de fabriek over in handen van de gemeente. In de 19de eeuw was de gasfabriek nog bescheiden van omvang. Ze bevond zich ten zuiden van de “Poort van ’s Lands Welvaren”, die dicht bebouwd was met arbeidershuisjes en berucht was vanwege armoede en gebrek aan hygiëne. Er was geen riolering en bijna geen daglicht. In 1866 brak er een choleraepidemie uit, die uiteindelijk een landelijk onderzoek ten gevolge had, gericht op de schadelijke gevolgen van mest en uitwerpselen op drinkwater.
Aan de westzijde grensde de gasfabriek aan de Kabel- of Driekoningenstraat, aan de oostzijde aan private erven en aan de zuidzijde aan de toen nog bestaande poort.
Poort van ’s Lands Welvaren met de voormalige gasfabriek, ca. 1900;
Het gas werd gewonnen uit de verhitting van kolen. Na de slechting van de wallen kreeg de fabriek de kans om zuidwaarts uit te breiden tot aan de Wittoucksingel, zoals het oostelijke deel van de Van Konijnenburgweg toen nog heette. Aan de eigen gasproduktie kwam een eind door de ontdekking van gasvoorraden in het noorden van ons land en het oprichten van een distributienet van aardgas. De oude gebouwen gingen in 1974 en 1976 tegen de vlakte en werden vervangen door de bestaande kantoren en werkplaats voor de PNEM. De gasbollen werden opgeruimd en zo ontstond de huidige binnenplaats. Tegelijk werden de panden 27 tot en met 31 opgeknapt en ingericht als kantoor. Typisch voor het terrein is nu het hoogteverschil tussen deze panden en het achterplein, in feite nog een relict van de oude stadswal en een egalisatie vanwege de 19de eeuwse gasfabriek. Een ander, niet zichtbaar relict, is de vervuiling ten gevolge van 100 jaar gasproductie. Dit is de aanleiding voor een grootschalige sanering die binnenkort aanvangt.
De vondsten
Het onderzoek is tot nu toe beperkt gebleven tot het achtererf van het pand”Swaen” (nummer 29). Op het kleine achtererf zijn enkele kuilen uit de
14de en 15 de eeuw gevonden, en een interessante grote beerkuil uit de late 15 de eeuw. Achter op het erf stond een loods of gebouw met daarin een pottenbakkersoven. Het is geen oven zoals die bekend zijn uit andere opgravingen in de stad. Die ovens waren rond of ovaal en hadden aan twee kanten stookgaten. Hier had de oven een vierkant plateau en twee rechthoekige stookgaten van elk ongeveer 2 meter lengte.
Het is niet duidelijk of het om één oven gaat of om twee kleintjes. De ovens stonden in een vertrek van 5 bij 4 meter. Het lijkt erop, dat hier het vuur niet vanaf de zijkant naar het aardewerk ging, maar rechtstreeks omhoog. In de gangen werden heel veel stukken van gebogen stenen gevonden, die vermoedelijk een rooster vormden tussen het stookgat en de erboven geplaatste ovenruimte. In dat geval is sprake van een “staande oven”, zoals die ook door Italiaanse majolicabakkers werden gebruikt. Het zou hier dan gaan om twee kleine oventjes naast elkaar. De Italiaanse ovens waren doorgaans maar 1,5 bij 2 meter groot, maar wel meer dan twee meter hoog.
Toen de ovengangen werden uitgegraven, kwamen er behoorlijk veel scherven van mislukt aardewerk tevoorschijn. Helaas geen majolica, maar 17de eeuws rood aardewerk! Ook de stenen van de oven waren van een formaat, dat nog niet in de 16de eeuw werd gebruikt. Alles wees er op dat hier in de 17de eeuw een potmakerij was geweest.
Deze wordt in het boek “Tussen hete vuren” van Corneel Slootmans en Louis Weijs wel terzijde even genoemd, maar tot op heden is het niet gelukt om te achterhalen waar Slootmans deze vermelding vandaan heeft. In de 17de eeuw waren er enkele “afvallige” potmakers, die aan de Zuidzijde Haven werkten of wilden gaan werken. Dit tot groot ongenoegen van hun collega’s aan de overkant, die alle bedrijven gecentreerd wilden houden.
Tijdens de opgraving werd ontdekt, dat de oven ooit was gerepareerd. Onderde stookgangen werden oudere vloeren en wanden van grotere stenen gevonden.In de gang lag ook één scherfje van biscuit-majolica, een stukje van een schotel.
Toen het PNEM kantoor in 1976 werd gebouwd, heeft de heer Van Opdorp uit Hoogerheide er enkele fragmenten majolica verzameld, dat duidelijk mislukte (verbrande) stukken waren. Die lagen op een paar meter afstand van de oven. Dit zijn sterke aanwijzingen dat de door ons gevonden oven toch oorspronkelijk een majolica-oven is geweest, die na een periode van onbruik en verval in de Tachtigjarige Oorlog (de Swaene is in 1600 helemaal opnieuw opgebouwd), later door een Bergse pottenbakker is opgelapt en opnieuw in gebruik is gesteld.
Dat er verder geen misbaksels zijn gevonden, is niet zo vreemd omdat de loods aan alle kanten behalve de zuidzijde werd omsloten door andere erven. Misschien werd het meeste afval in de stadsvest gegooid.
Vanwege het tijdelijk weer gebruiken van de parkeerplaatsen is de opgraving even stilgelegd. De oven is afgedekt met plastic en zal later nog eens worden bekeken. Als het echt een majolica-oven is geweest, is het de oudste in Nederland opgegraven majolica-oven en een echt bewijs voor de vroegste Bergse productie. Er is al veel mineralogisch onderzoek gedaan naar majolica uit Antwerpen, Utrecht en Engeland, en dit zou dan uitgebreid kunnen worden met materiaal van Bergen op Zoom. Wellicht is er kans om ook achter de Drie Haringen en de Arend resten van ovens te vinden, of beter nog, misbaksels. Dat is ook de reden dat de toekomstige sanering van het hele terrein nauwlettend archeologisch begeleid zal gaan worden.
foto van een vreemde majolica beker, gevonden tijdens de opgraving Rode Toren (Zuivelplein) in 2001
.